Většinu svého života nebyl Jasper Dean schopen přijít na to, jestli má svého prokazatelně paranoidního otce Martina litovat, nenávidět, milovat, anebo zavraždit. Teď, když už je starší Dean po smrti, dokáže se ten mladší konečně zamyslet nad potřeštěncem, který ho vychoval v intelektuálním nevolnictví, a uvědomuje si, že jejich dobrodružství bylo vzdor vší své potrhlosti velkolepé.
Jasper vypráví o svém dětství plném šokujících plánů a neuvěřitelných objevů. Je to příběh, jehož hrdinové putují z australské buše do kaváren bohémské Paříže, z thajské džungle do striptýzových barů, psychiatrických léčeben, labyrintů a zločineckých doupat a z výšin první lásky do hlubin zklamané ctižádostivosti. Výsledkem je divoká jízda jako na kolotoči, během níž se z dvojice nýmandů stanou neblaze proslulé osobnosti prožívající pamětihodný příběh o otci a synu. Zlomek celku je obžalobou moderního světa a jeho mravů, ale zároveň je i k popukání.
Malá Margaux se jednoho dne seznámí na plovárně s Peterem Curranem. Je jí sedm let, jemu jednapadesát. Peter dívenku i její matku pozve na návštěvu. Margaux je okouzlená světem exotických domácích mazlíčků, hraček a také nádhernou zahradou. Duševně nemocnou matku péče o dcerku vyčerpává a je ráda, že Peter zahrnuje děvčátko pozorností a vytváří mu pohádkový svět. Postupem času si Peter uzurpuje roli Margauxina kamaráda, otce i milence a brzy ji zcela ovládá. Citlivé dítě s bujnou fantazií se promění v uzavřenou mladou ženu na pokraji sebevraždy. Když je Margaux dvaadvacet let, nemocný a výčitkami svědomí sužovaný šestašedesátiletý Peter se zabije. Naprosto mimořádně působivá autobiografie přináší hluboké sondy do psychiky zneužívané dívky, která ve svých pamětech polidštila pedofila, a tím odkryla jeho zločin v mnohem děsivějším světle.
An alternate cover edition can be found here . Een Engelse kolonel houdt zich in 1946 bezig met de wederopbouw van het gebombardeerde Hamburg. Hij krijgt een woning tot zijn beschikking, die zo fraai en groot is dat hij de eigenaar, een Duitse architect, met zijn dochter een paar kamers laat gebruiken. Dit is tegen de zin van zijn commandant én (aanvankelijk) zijn vrouw die na drie jaar met hun zoon eindelijk naar hem toe kan komen: 'de bevrijder hoort niet samen te leven met de vijand'. De deels op ware gebeurtenissen gebaseerde roman laat zich op twee manieren lezen: als een historisch document dat een speciale kant van de inspanningen om een stad weer uit de as te laten herrijzen beschrijft én een boeiende roman over (liefdes)relaties van de hoofdpersonen
In Het uur van het violet en de dood kiest Katie Roiphe voor een onverwachte en bevrijdende benadering van een onderwerp waar niemand omheen kan. Ze gaat na hoe de laatste levensdagen waren van zes grote denkers, schrijvers en kunstenaars en hoe zij omgingen met de realiteit van de naderende dood, of, zoals T.S. Eliot het noemde: 'het avondlijk uur dat Huiswaarts gericht is en de zeeman thuisbrengt.' Roiphe baseert zich hierbij op haar eigen uitzonderlijke onderzoek en de contacten met familieleden, vrienden en verzorgers van haar personages. We maken kennis met Susan Sontag, die wanneer ze voor de derde keer de strijd tegen kanker aangaat, worstelt met haar engagement met het rationele denken. Roiphe neemt ons mee naar de kamer in het ziekenhuis waar de 76-jarige John Updike, nadat hem de slechtst mogelijke diagnose is meegedeeld, een gedicht begint te schrijven. Ze schept een levendig beeld van de twee weken durende, bijna suïcidaal overmatige inspanning die culmineerde in de totale instorting van Dylan Thomas in het Chelsea Hotel. Ze schetst voor ons een moedgevend portret van Sigmund Freud die, nadat hij het door de nazi's bezette Wenen is ontvlucht, in zijn Londense ballingschap het dwangmatige roken van sigaren voortzet waarvan hij weet dat het zijn aftakeling zal verhaasten. En ze toont ons dat Maurice Sendaks geliefde kinderboeken doordesemd zijn van het feit dat hij zijn leven lang geobsedeerd was door de dood, al was dat niet altijd evident. Het uur van het violet en de dood staat vol met intieme en verrassende onthullingen. In de laatste daden van al deze creatieve genieën worden we geconfronteerd met moed, passie, zelfbedrog, zinloos lijden en onovertroffen toewijding. Er zijn ook momenten van ongelooflijk diep inzicht en begrip, waarin de geest zelf zijn troost creëert. Zoals de auteur schrijft: 'Als het een bijna ondoenlijke opgave lijkt om het naderen van de dood te verwoorden, wie zou daar dan toch misschien het beste toe in staat zijn?' Door de laatste levensdagen van deze grote auteurs te beschrijven in indrukwekkende, niet-sentimentele termen helpt Katie Roiphe ons om de dood moedig onder ogen te zien en er minder bang voor te zijn.